Occupy als businessmodel en teken van de opkomende open source beschaving

From P2P Foundation
Jump to navigation Jump to search


Bron

Jean Lievens:

“Occupy” als businessmodel: de opkomende open source beschaving

Oorspronkelijke tekst: ‘Occupy’ as a business model: The emerging open-source civilisation – gepubliceerd op 09/03/2012 op de website van Aljazeera

URL = http://www.aljazeera.com/indepth/opinion/2012/03/2012361233474499.html

Occupy Wall Street staat model voor een nieuw economisch paradigma waarin waarde eerst wordt gecreëerd door gemeenschappen.

Tekst

Michel Bauwens:

Chang Mai, Thailand. - "Vorige week sprak ik over de waardecrisis van het hedendaagse kapitalisme: de gebroken feedbacklus tussen een productief publiek dat exponentieel toenemende gebruikswaarde voortbrengt, en de bedrijven die deze waarde opvangen via de sociale media – zonder die inkomstenstromen echter te laten terugvloeien naar de waardescheppende “prosumenten”.

Anders gezegd: de huidige zogenaamde “kenniseconomie” is zowel een schijnvertoning als een luchtkasteel omdat overvloedige goederen slecht gedijen in een markteconomie. Omwille van alle arbeiders ter wereld die steeds meer getroffen worden door bestaansonzekerheid stellen we ons de vraag: is er een uitweg uit die impasse? Kunnen we de gebroken feedbacklus herstellen?

Vreemd genoeg kunnen we het antwoord misschien wel vinden in de recente politieke beweging ‘Occupy’, die naast peer-productie van politieke commons ook nieuwe waarden en bedrijfspraktijken hanteerde. Die praktijken vertoonden eigenlijk opmerkelijke gelijkenissen met de institutionele ecologie van gemeenschappen die vrije software en open hardware produceren. En dat is geen toeval.

Laten we even terugblikken op de werking van Occupy Wall Street in Zuccotti Park tijdens de herfst van vorig jaar. Centraal stond een productief publiek dat consensus bereikte via de Algemene Vergadering. Het bood allerlei sjablonen aan (“Mic Check”, “Protest Camping”, “Working Groups”, etc.) die gemeenschappen wereldwijd in ware open-sourcestijl konden kopiëren, toepassen of aanpassen naargelang hun plaatselijke noden.

Die gemeenschap had allerlei behoeften: fysieke noden zoals voedsel, onderdak en gezondheidszorg. Maar deden ze hiervoor een beroep op de markt?

We kunnen die vraag niet beantwoorden met een eenvoudig ‘ja’ of ‘nee’. Occupy Wall Street richtte werkgroepen op om oplossingen uit te werken voor het ledigen van fysieke behoeften. Ze vatten de economie op als een bevoorradingsysteem (zoals uitgelegd in het heerlijke boek Civilizing the Economy van Marvin Brown). De “burgers”, georganiseerd in werkgroepen, beslisten welk bevoorradingsysteem het meest geschikt overeenstemming waren met hun ethische waarden.

Organische landbouwers van Vermont leverden bijvoorbeeld gratis voedsel, maar dit had een negatief neveneffect. De plaatselijke straatventers -meestal arme immigranten- geraakten hun etenswaar niet langer kwijt aangezien iedereen gratis voedsel kreeg. Omdat de bezetters zich het lot van de straatverkopers aantrokken, startten ze het Occupy Wall Street Vendor Project dat fondsen inzamelde om voedsel te kopen van de straatverkopers.

Bingo! In één klap creëerde OWS een goed functionerende ethische economie die een marktdynamiek bevatte, maar ook in harmonie was met het waardesysteem van de bezetters. Cruciaal hier is dat de burgers beslisten over het meest aangewezen bevoorradingssysteem, niet de eigenaars en kapitaalbezitters die opereren in een economie die losstaat van ethische waarden.


De vrije software-economie

Alvorens je de schouders ophaalt bij dit zogezegd eenmalig experiment, willen we even de grotere institutionele logica van de software-economie in overweging nemen. Vandaag is ze volwassen geworden en zonder te overdrijven uitgegroeid tot het standaardmodel van de huidige en toekomstige softwareproductie.

Bij peer-productie die gericht is op de commons (voor het eerst theoretisch omkaderd door Yochai Benkler in “The Wealth of Networks”, een P2P-update van Adam Smith) gebeurt waardecreatie in essentie via bijdragen van een gemeenschap aan een gemeenschappelijke “innovatiepoel”, een commons van kennis, software of design. De bijdragen kunnen afkomstig zijn van vrijwilligers of betaalde werknemers. Het is belangrijk dat zelfs betaalde medewerkers bijdragen tot de gemeenschappelijke poel. Waarom?

Omdat gedeelde innovatie een enorm verschil betekent op het vlak van kosten (“geef een baksteen, krijg een huis”) en bovendien hypercompetitief is. Een recente studie van de opstellers van de ‘Open Governance Index’ die de openheid van softwareprojecten meet, bevestigt dat meer open projecten op lange termijn veel beter presteren dan meer gesloten projecten. Anders gesteld: het is economisch verantwoord: open bedrijven hebben de neiging om bedrijfsmodellen die steunen op intellectuele eigendomsrechten uit de markt te verdrijven. Het maakt dus niet uit of je een “commonistische” softwareontwikkelaar bent of een kapitalistische aandeelhouder van IBM. Beide zijden profiteren en kunnen traditionele privéconcurrenten wegconcurreren of “wegsamenwerken”.

De tweede speler in de productie van open source software zijn de zogenaamde FLOSS verenigingen zoals Apache, Gnome, Eclipse, de Perl Foundation en de Wikimedia Foundation. Het zijn non-profits die het productieproces niet beheren of “commanderen en controleren”, maar wel mogelijk maken. Met andere woorden: ze onderhouden de samenwerkingsinfrastructuur op dezelfde manier als de werkgroepen van OWS zich buigen over de bevoorrading zodat de beweging kan voortgaan.

Tot slot creëren succesvolle open-sourceprojecten -net zoals bij de straatverkopers van Zuccotti Park- een economie van spelers die toegevoegde waarde creëren bovenop de commons via allerlei afgeleide diensten die financiële ruilwaarde creëren op de markt. Ze verkopen hun arbeid en bekwaamheden op het vlak van advies, opleiding en integratie. IBM slaagde er bijvoorbeeld in zijn langdurige neergang om te buigen door zich om te vormen van een hardwarebedrijf tot een reusachtige consultancyfirma voor Linux.

Wat is de relatie tussen die bedrijfscoalitie en de commons waaruit ze hun waarde putten? Ten eerste veranderen ze Linux gedeeltelijk in een “bedrijfscommons”. Doc Searls, de hoofdredacteur van de Linux Journal legt dit als volgt uit:

“Linux is een economische joint venture geworden van een aantal bedrijven, net zoals Visa een economische joint venture is van een reeks financiële instellingen. Het verslag van de Linux Foundation is hierover duidelijk: de bedrijven hebben diverse commerciële redenen om mee te werken.”

Een verslag van de Linux Foundation over het werk aan de Linux-kern is hierover zeer duidelijk:

“Meer dan 70 procent van de ontwikkeling van de kern wordt aantoonbaar uitgevoerd door ontwikkelaars die voor hun werk betaald worden. Meer dan 14 procent wordt toegeschreven aan medewerkers van wie geweten is dat ze niet betaald worden en onafhankelijk zijn. Van 13 procent weet men het niet goed. Dat betekent dat de hoeveelheid werk uitgevoerd door betaalde werknemers kan oplopen tot 85 procent. De Linux-kern is dus grotendeels het werk van professionals, niet van vrijwilligers.”

Maar dat is niet het hele verhaal. Timothy Lee legt uit dat de bedrijfsomvorming van Linux het onderliggende organisatorische model niet heeft gewijzigd:

“… Wat telt, is de manier waarop open-sourceprojecten intern georganiseerd zijn. In een traditioneel softwareproject beslist een projectmanager welke eigenschappen het product moet hebben. Hij wijst aan welke werknemers er moeten werken aan de verschillende eigenschappen. Maar niemand stuurt de algemene ontwikkeling van de Linux-kern aan. Ja, Linus Torvalds en zij luitenants beslissen welke softwaredeeltjes uiteindelijk in de kern worden opgenomen, maar de werknemers van Red Hat, IBM en Novell die werken aan de Linux-kern krijgen geen orders van hen. Ze werken aan wat zij (en hun respectievelijke klanten) het belangrijkste achten. Het enige gezag van Torvalds is dat hij beslist of de aangebrachte deeltjes goed genoeg zijn om het tot in de kern te schoppen.”


De gemeenschap komt voor de onderneming

Clay Shirky, auteur van “Here Comes Everybody: The Power of Organizing Without Organizations” benadrukt dat ondernemingen zoals IBM die werken met Linux “hun recht hebben opgegeven om de projecten waarvoor ze betalen ook te leiden. Hun concurrenten hebben rechtstreeks toegang tot alles. Het is geen product van IBM.”

Dit is het punt dat ik wil maken: zelfs wanneer aandelenvennootschappen betrokken zijn in peer-productie, staat de waardecreatie door de gemeenschap nog altijd centraal en volgt de bedrijfscoalitie nu al in belangrijke mate de nieuwe logica waarbij de gemeenschap op de eerste plaats komt en het bedrijf pas op de tweede.

Het lijdt geen twijfel dat er in de huidige politieke economie zich een hoofdprobleem blijft voordoen. Hoewel de commons kernwaarde voortbrengt, kan het zich niet reproduceren, behalve als de commoners zelf ondernemers worden of werknemers van winstgedreven bedrijven. Anders gesteld: de commons blijven afhankelijk van de sociale reproductie van het kapitaal. Maar in tegenstelling tot de logica van de sociale media die we in het vorige artikel hebben besproken, bestaat er hier ten minste een vorm van betaling of financiering zodat de “prosumenten” die de waarde creëren inderdaad een inkomen genereren. In dit model is de feedbacklus substantieel (hoewel misschien onvoldoende) hersteld.

Dus: wat gebeurt hier dat bij sociale media niet gebeurt?

Het antwoord kunnen we afleiden uit de netwerklogica die “peers” volgen om zich met elkaar te verbinden. In de sociale media treden we op als individuen die creatieve expressies delen. Het gevolg is dat we zwakke onderlinge banden hebben en de platforms van derden nodig hebben. Zij creëren voor ons een infrastructuur.


Dolfijnen en haaien

Maar in de wereld van de vrije software en bij Wikipedia creëren we samen waardevolle dingen die ons met elkaar verbinden, zodat we een gemeenschap vormen. Die gemeenschappen creëren vervolgens hun eigen soevereine verenigingen waaraan geassocieerde bedrijven schatplichtig zijn. We moeten echter erkennen dat winstgedreven ondernemingen met aandeelhouders altijd zullen te maken hebben met een interne strijd tussen een innerlijke ‘dolfijn’ (die zich wil engageren in samenwerking met de commons) en een innerlijke ‘haai’ (die de commons willen uitbuiten of insluiten). Dit tegenstrijdig gedrag is goed gedocumenteerd in de wereld van de open source software.

Om de situatie in de sociale media te verbeteren, hebben we nood aan peer-producerende gemeenschappen die hun eigen sociale media-infrastructuur creëren – zoals Occupy begonnen is met het ambitieuze Global Square Project dat tot doel heeft Facebook te vervangen door een burgerlijk netwerk.

Maar in peer-productie hebben we nog een bijkomende ‘hack’ nodig. Waarom creëren we geen eigen entiteiten in plaats van ons te associëren met winstgedreven ondernemingen: ethische ondernemingsvormen waarin we de waarden van de commons vastleggen in de wettelijke structuur niet van buitenaf moeten opleggen? Met andere woorden: waar we geen “onzichtbare hand” als uitwendige kracht theoretisch moeten uitwerken, maar duidelijk een actieve “zichtbare hand” introduceren die elke individuele onderneming die gericht is op de commons aanstuurt?

Dmytri Kleiner die zichzelf een “venture communist” noemt, stelt een slimme nieuwe “peer-productie”-licentie voor die de commons zou openstellen voor ethische bedrijven en andere commoners, maar niet voor ‘for-profits’: die moeten betalen. Dit zou een zelfonderhoudende feedbacklus creëren in een opkomende contra-economie die gericht is op de commons. Las Indias, een ander netwerk van commonsbedrijven, stelt de creatie voor van wederkerige “phyles”: gemeenschapsgerichte, wereldwijde coöperatieven die grotendeels op dezelfde manier zouden werken als de Venetiaanse en Florentijnse gilden gedurende de Renaissance.


“Occupy” als businessmodel

In de titel van dit stukje beschrijf ik Occupy als een bedrijfsmodel dat ik verbind met de mogelijkheid van een nieuw beschavingsmodel. We kunnen dit doen door de reeds bestaande institutionele logica van peer-productie in kennis, software en design uit te breiden tot een visie op de macro-economie.

Vandaag gaan we ervan uit dat waarde gecreëerd wordt in winstgedreven ondernemingen. We beschouwen het maatschappelijk middenveld als een “restcategorie”: de plaats waar we iets doen als we uitgeput thuiskomen na een dag hard werken voor ons loon. Dit wordt ook weerspiegeld in ons taalgebruik als we het maatschappelijk middenveld beschrijven: we spreken over non-profits en niet-gouvernementeel…

Dit hele systeem wordt geregeerd door de staat. Maar de sociaaldemocratische welvaartstaat verandert steeds meer in een verzorgingsstaat voor bedrijven, waarbij winsten worden geprivatiseerd en verliezen gesocialiseerd. Met andere woorden: de staat is een verlengstuk geworden van de onderneming en staat steeds minder ten dienste van de burgers. We kunnen de opgang van dit model afmeten aan de werkzaamheden van de zogenaamde trojka (die bestaat uit de Europese Unie, de Europese Centrale Bank en het IMF) die Griekenland meedogenloze besparingen oplegt.

Occupy en open-sourcemodellen laten zien dat er een nieuwe realiteit mogelijk is, waarin de democratische sfeer van burgers, productieve commons en een bruisende markt naast elkaar kunnen bestaan, in het voordeel van iedereen:

· Centraal in de waardeschepping staan verschillende commons, waar iedereen innovaties kan delen en er verder op bouwen; · Die commons worden beschermd door burgerlijke non-profit verenigingen die sociale productie mogelijk maken; · Rond de commons ontstaat een bruisende economie die gericht is op de commons en bestaat uit ethische bedrijven met wettelijke structuren die ze verbindt aan de waarden en doelstellingen van de gemeenschappen rond de commons en niet aan een winstmotief.

Op de plaats waar de drie cirkels elkaar overlappen, beslissen de burgers over de optimale vorm van hun bevoorradingssystemen.

Dit model kan bestaan als een submodel binnen het kapitalisme, en tot op zekere hoogte is dit reeds het geval in de bedrijfsecologie van open source software. Met de nodige ‘hacks’ zou het ook kunnen uitgroeien tot de centrale logica van een nieuwe beschaving. Occupy heeft ons niet alleen kennis laten maken met prefiguratieve politiek, maar ook met prefiguratieve economie."