Peer-to-peer relationaliteit: De stad en anonimiteit

From P2P Foundation
Jump to navigation Jump to search


Bron

Jean Lievens:

Peer-to-peer relationaliteit: De stad en anonimiteit

Oorspronkelijke Engelse tekst verscheen op de site van Metropolis, zomer 2010

URL = http://w2.bcn.cat/bcnmetropolis/arxiu/en/pagea8ed.html?id=23&ui=424


Tekst

Michel Bauwens:


Anonimiteit in de stad is geen nieuw fenomeen. Meer nog, sociabiliteit en anonimiteit gaan in de stad hand in hand, ook al lijkt dit tegensprekelijk. Michel Bauwens kadert dit fenomeen in een analyse van peer-to-peer netwerken, een systeem voor het delen en combineren van menselijke arbeid bij de uitvoering van een gezamenlijke opdracht via het internet.

Een onderzoek naar de historische ontwikkeling van relationaliteit zou aanleiding kunnen geven naar het in vraag stellen van simplistische identificaties van peer-to-peer relationaliteit met anonimiteit. Laten we om te beginnen een brede definitie geven van peer-to-peer relationaliteit, als een soort relationaliteit waarbij individuen zich vrij kunnen verenigen rond gemeenschappelijke doelstellingen, mogelijk gemaakt door de nieuwe soorten genetwerkte technologieën.

Een van de belangrijkste verwezenlijkingen van wat we het “postmodernistisch denken” noemen, is de stelling dat het individu vandaag wordt beschouwd als een enkelvoudig samengesteld wezen dat altijd deel uitmaakt van verschillende sociale sferen en niet langer nood heeft aan socialisatie, maar eerder aan individualisering. Geatomiseerd individualisme wordt verworpen ten gunste van de visie op het relationele zelf, een nieuw evenwicht tussen individuele keuzevrijheid en collectieve gemeenschap.

Een ander belangrijk aspect van de toestand van het postmodernisme en zijn “psychologische” interpretaties is de fragmentatie van het individu. Het postmoderne individu wordt niet langer als een geïntegreerd zelf beschouwd, maar gefragmenteerd, bestaande uit verschillende parallelle processen, elk met een relatieve autonomie en niet noodzakelijk geïntegreerd. In het klassieke postmodernisme wordt dit beschouwd als een soort van “realisering” of eindspel, een ontbloten van de waarheid van de menselijke toestand, evenals het resultaat van de overheersende sociale omstandigheden van het “laatkapitalisme”. Het veroorzaakt ook een zekere wanhoop over de menselijke conditie, aangezien fragmentatie niet altijd een gewenste kwaliteit is.

Ik ben echter van mening dat het gepast is om een tweede fase van postmoderniteit aan te snijden, die niet langer deconstructief is voor het zelf en de maatschappij, maar reconstructief, en om de opkomst van peer-to-peer relationaliteit te beschouwen als een uitdrukking van die reconstructieve inspanning. We moeten peer-to-peer inderdaad beschouwen als een objectgerichte socialiteit, waar “persoonfragmenten” samenwerken rond de creatie van gemeenschappelijke waarde. Wat individuen die deelnemen aan projecten voor open en gedeelde kennis, software of design met elkaar verbindt, is het vermogen hun eigen doelstellingen bijeen te brengen in een welbepaald bovenzinnelijk, collectief doel (de bouw van een universeel bestuurssysteem, de constructie van een universele gratis encyclopedie, de bouw van een open source auto, etc.). In peer-projecten bundelen individuen een bijzonder passioneel streven samen in een collectief project.


Dit is belangrijk, omdat in het geval van peer-to-peer de intentionaliteit van het collectief project geïntegreerd is in de inspanning zelf, terwijl volgens de visie van de onzichtbare hand de individualistische markt zelf zorgt (althans in theorie en volgens de ideologie) voor het algemeen belang. Degenen die bijdragen tot Wikipedia of Linux zien het eindresultaat niet als een onrechtstreeks gevolg van individuele transacties, maar als het resultaat van een bijzonder sociaal ontwerp dat de individuele inspanning in harmonie brengt met de collectieve doelstelling en waarbij de integratie van beide niet als een tegenstelling wordt beschouwd.

Dat verleent aan de relationaliteit van peer-to-peer een sterk collectief aspect dat ontbrak in het vorige individualistisch tijdperk. Niets belet dat het algemeen belang zelf een soortgelijk peer-to-peer-project wordt, zodat het meer zou zijn dan de eenvoudige aggregatie van bestaande, gedeeltelijke peer-to-peer-projecten, maar zelf het voorwerp van aandacht zou zijn.

Volgens een positieve interpretatie wordt peer-to-peer een globale ‘kosmische” mash-up, waarbij de gefragmenteerde individuen van de postmoderniteit opnieuw eenheid en identiteit creëren via hun betrokkenheid bij collectieve inspanningen die kunnen worden afgestemd op maatschappelijke publieke goederen. Volgens die interpretatie wordt de individualiteit bewaard, relationaliteit wordt eraan toegevoegd, en er ontstaat een collectieve dimensie in een hogere eenheid, waar de individuele en collectieve aspecten, agentschap en gemeenschap, niet langer tegenover elkaar staan.

Anonimiteit is eigenlijk niets nieuws voor de stad; maar een essentieel onderdeel van moderniteit en haar afhankelijkheid van “neutrale”, contractuele uitwisselingen en transacties. De anomie van het moderne individu, “bevrijd” van zijn plaatselijke en traditionele gehechtheden, is een welbekend sociologisch fenomeen dat vaak besproken wordt. Hoewel steden ongetwijfeld plaatsen van socialiteit zijn, zijn ze ook plaatsen met een tekort aan socialiteit. Een typisch voorbeeld is dat men zijn buren niet kent. Veel aspecten van het leven in de stad zijn inderdaad al anoniem.

Een nieuw sociaal systeem kan zijn voorgangers maar structureel vervangen als het de belangrijkste kenmerken van het vorige systeem dat het vervangt of aanvult kan “overstijgen en omvatten” op een hoger integratieniveau (ook al slaagt het daarin niet al te goed). Toegepast op deze discussie zouden we verwachten dat de persoonlijke relaties die typisch zijn voor de premoderniteit, neutraliteit en anonimiteit van de moderne marktmaatschappij “overstegen en inbegrepen” zouden worden in de relationaliteit van P2P. Dat betekent dat naar ons begrip P2P zowel anonimiteit als personalisatie gelijktijdig zou toelaten. En inderdaad, we kunnen op een bepaald niveau vaststellen hoe peer-to-peer stigmergische samenwerking mogelijk maakt tussen individuen die elkaar niet kennen, zoals bijvoorbeeld in de samenwerking op Wikipedia; en hoe P2P “het vertrouwen onder vreemdelingen” stimuleert zoals bij couchsurfing.com waar vreemdelingen bij elkaar logeren omdat ze vertrouwen hebben in het algemeen systeem met zijn “checks & balances” van reputaties. Op een ander niveau zijn voor een nauwe samenwerking in P2P-projecten sterkere persoonlijke betrokkenheid en inzet nodig, en op veel sociale netwerken zoals Facebook of LinkedIn is anonimiteit niet toegelaten. P2P relationaliteit bevrijdt ons dus van de beperkingen van zowel gedwongen personalisatie als anonimiteit en verleent de ‘peers’ in netwerken flexibele vrijheid.

Maar omdat P2P relationaliteit toelaat en stimuleert en een ware explosie veroorzaakt in het aantal mogelijke relaties of met andere woorden de mogelijkheid geeft aan “de fragmenten om elkaar te vinden”, zal het ongetwijfeld het aanzien van het stadleven veranderen door de stedelingen te activeren en te machtigen. Het laat geen twijfel dat dit eigen problemen en uitdagingen met zich mee zal brengen, en eventueel ook de donkere zijde van hyperrelationaliteit zal blootleggen, in het bijzonder wanneer het wordt opgelegd als een nieuwe sociale norm, een basisverwachting voor normaal gedrag, en de daaraan verbonden uitdagingen van gedwongen transparantie en opgelegd toezicht. En wat natuurlijk lijkt voor de nieuwere generaties kunnen door oudere generaties ervaren worden als zeer verontrustend en negatief gedrag.

Het is tevens zeer interessant dat P2P relationaliteit zich niet zal beperken tot alleen maar andere mensen, maar zich zal uitbreiden tot de ‘mechanische andere’, anders gezegd, het “internet van de dingen” met voorwerpen die uitgerust zijn met sensoren; en hoogstwaarschijnlijk in ‘post-opwarming’ tijdperk ook een opleving van de relationaliteit met andere levende wezens en de natuurlijke omgeving. Het leven in de stad, anoniem of niet, zal noodgedwongen erg interessant worden in de komende decennia wanneer het volledige potentieel van deze relationaliteit zal worden uitgespeeld.